Fiets veilig in de winter met deze tips

1. Plan je route met de VAB-fietsrouteplanner. Zo ben je zeker van de veiligste weg: met een apart fietspad of met voldoende ruimte tussen het verkeer en je fiets.
   
   
2. Neem geen voorrang, maar wacht tot je hem krijgt. 
   
   
3. Vervoer geen personen met je fiets bij sneeuw of ijzel. Ook geen kleine kinderen.
   
   
4. Let op met een hoofdtelefoon of oortjes. Het is belangrijk om je omgeving met alle zintuigen waar te nemen.
   
   
5. Draag altijd een fietshelm. Naast bot- en beenbreuken is een hersenletsel een vaak voorkomend gevolg van fietsongelukken. Een helm verkleint die kans drastisch.
   
   
6. Gebruik altijd én tijdig je fietsbel wanneer je andere weggebruikers voorbijsteekt. Zo is de persoon voor je gewaarschuwd en wordt de situatie voor beiden veiliger. High Speed Bike-bestuurders naderen vaak snel en geruisloos. Dat kan andere bestuurders opschrikken en een gevaarlijke situatie creëren.
   
   
7. Houd voldoende afstand.
   
   
8. Kijk tijdens het fietsen voldoende vooruit en anticipeer op mogelijke gevaren. Meer dan de helft van de fietsongevallen gebeurt zonder tegenpartij. Meestal omdat de fietser een obstakel, gladde plek of put in de weg niet tijdig heeft gezien of verkeerd heeft ingeschat. Natte putdeksels, boordstenen, wegmarkeringen, tramsporen of vallende bladeren kunnen gevaarlijk glad zijn, zelfs bij milde temperaturen.
   
   
9. Leg je traject met aangepaste snelheid af.            
   Met twee handen aan het stuur hou je maximaal controle over je fiets.  Bij koud weer draag je bij voorkeur handschoenen met goede grip op je stuur, om te voorkomen dat je door de kou kracht en gevoel in je vingers verliest.
   
   
10. En ten slotte: Laat je gsm in je zak zitten. Zo heb je beide handen om te sturen, remmen en obstakels te ontwijken.

1. Pomp je banden iets minder hard op. Zo verhoog je je grip op de weg.

2. Rijd niet met een te grote of te kleine versnelling om te vermijden dat je uitglijdt.

3. Zet je zadel wat lager. Door je voeten op de grond te plaatsen, vind je altijd je evenwicht terug.

4. Rem niet te hard en gebruik beide remmen.

5. Weet dat je de rijbaan mag gebruiken als het fietspad er slecht bij ligt.

6. Smeer je ketting regelmatig. Zo vermijd je schade door winterzout.

• Laad je batterij nooit onnodig op. Als je per dag maar 1/3 van de batterij gebruikt, moet je je batterij niet dagelijks opladen.
  
  
• Laad je batterij niet volledig op. Opladen tot zo’n 90 à 95% verlengt de levensduur van je batterij.
  
  
• Fiets de batterij van je fiets nooit volledig leeg. Is dat toch het geval? Zorg er dan voor dat je ze zo snel mogelijk terug oplaadt.
  
  
• Fiets niet altijd in de ‘turbo-stand’. Een batterij die op lagere stroom ontlaadt (met minder trapondersteuning), gaat ook langer mee.
  
  
• Laad je batterij op kamertemperatuur op. En koppel ze pas vlak voor het starten weer aan je fiets.
  
  
• Geef je batterij een jasje: voor sommige batterijtypes bestaan er thermische beschermhoezen die de batterij beschermen tegen extreme temperaturen. Zowel voor koude als hitte.
  
  
• Neem je batterij steeds mee naar een droge en warme plek als je je fiets vaak voor lange tijd buiten stalt. Zo voorkom je ook diefstal.

• Laat je batterij niet leeglopen. Laad ze bijvoorbeeld 1 keer per maand voor de helft op.
  
  
• Bewaar je batterij op kamertemperatuur als je fiets overwintert in een koude omgeving, zoals een tuinhuis.
  
  
• Verwijder het display van de fiets indien mogelijk. Zo voorkom je dat de vrieskou die stukmaakt.