In de wunderkammer van Charles Degeyter
Deze jonge kunstenaar (°1994, Brugge) wist de bezoekers aan de tentoonstelling Finis Terrae te verrassen met het intimistische werk The Aviary. Hier presenteerde hij zijn memento mori, een zwarte tafel met daarop sarcofaagjes als laatste rustplaats voor een bonte vederpracht. We ontmoeten hem in de verlaten Vynckier-site te Gent waar hij samen met andere kunstenaars een artistiek onderkomen gevonden heeft.
Ondanks zijn jonge leeftijd lijkt het wel alsof Degeyter al een eeuwigheid bezig is. Tijdens zijn studies industrieel ontwerp aan de universiteit van Gent wierp hij zich al snel - en met succes - op het ontwerpen van affiches voor groepen als Queens of the Stone Age, Nine Inch Nails en Weezer. Ondertussen hebben dierensarcofagen zich aan zijn oeuvre toegevoegd en in zijn atelier worden we omringd door skeletten die weggelopen lijken te zijn uit een verloren kindertijd.
Laat ons met de deur in huis vallen. Als we rondom ons kijken, krijgen we bij momenten het gevoel ons te bevinden op het eiland van dokter Moreau. Hoe zou u uw kunst omschrijven?
“Het is eigenlijk onmogelijk om het werk waarmee u elke dag bezig bent te vatten in enkele zinnen. Maar de thema’s en inspiratie bevinden zich doorgaans binnen de driehoek antropologie, kindertijd en natuurhistorie. Deze thema’s zijn steeds in beweging en de laatste tijd ligt de nadruk vooral op de kindertijd.
Daarnaast vind ik een niet-lineair gebruik van tijd interessant door (ver)verleden, heden en toekomst evenveel waarde te geven in mijn werk. Ook referenties die verder reiken dan onze westerse kunstgeschiedenis zijn belangrijk in mijn werk, zoals verwijzingen naar rotstekeningen en rituelen in verschillende culturen.”
Op welke manier zijn deze inspiratiebronnen aanwezig in de dierensarcofagen van The Aviary?
“Enkele jaren geleden bezocht ik met bevriend kunstenaar Simon Verheylesonne het Brusselse Museum Kunst & Geschiedenis, waar we geboeid werden door de kleine Egyptische dierensarcofagen. Ik stelde me nadien de vraag naar onze omgang met vergankelijkheid en kwam al snel tot de vaststelling dat onze eerste confrontatie met de dood vaak tijdens de kindertijd is, wanneer een huisdier overlijdt. Dat gaf aanleiding om een nieuw ritueel in de vorm van kleine sarcofagen voor huisdieren uit te werken.
Samen met taxidermist Viktor Leestmans zocht ik naar een manier om ze in hun volledigheid te bewaren. Ook vooral het sterke visuele en inhoudelijke contrast tussen de sarcofaag en het dier was boeiend om te onderzoeken. Zo bestaat de reeks ondertussen al uit sarcofagen voor vogels, zoogdieren en reptielen. De laatste nieuwe evolutie zijn sarcofagen voor vissen. Deze worden momenteel voor het eerst gepresenteerd op Barely Fair, een beurs in Chicago. Volgende maand wordt een nieuwe reeks vissarcofagen gepresenteerd bij galerij Tatjana Pieters tijdens Ballroom Project in Antwerpen.”
Ook de skeletten die hier rondom ons staan verwijzen duidelijk naar een hoogtechnologische kindertijd
“De gestalten refereren aan de beeldtaal van die typische houten dinoskeletten voor kinderen. Hun gestileerde beeldtaal en eenvoud spreekt mij enorm aan. Mijn skeletten hebben echter een compleet andere intentie. Ze zijn de belichaming van verschillende periodes in mijn jeugd en zijn daarom ook antropomorf. Het groene skelet verwijst bijvoorbeeld naar de periode waarin u uw eigen sekse ontdekt als kind.
Ook al is de beeldtaal gereduceerd, het proces is vaak zeer intensief. Het modelleren neemt minstens een week in beslag. Dan hebt u nog het lasersnijden, schilderen, schuren en corrigeren naar vermoeiing en stress in het hout. Het is een zeer arbeidsintensief proces wat niet altijd zichtbaar is. En dat hoeft ook niet.
Vaak maak ik gebruik van geavanceerde productietechnieken zoals lasersnijden en 3D printen, maar dat is gewoon een middel tot. Die technieken mogen nooit te direct zichtbaar zijn in het eindresultaat, zodat de kijker daar niet op focust en het de inhoud niet vertroebelt. Anders verliest u daarmee de directheid van de beeldtaal en intentie.”
En de houten spinnen die zich overal in de studio bevinden. Een eigen ode aan Louise Bourgeois?
“Neen, ook dat is een terugkeer naar mijn kindertijd in Zuid-Frankrijk waar ze vaak door mijn kamer kropen. Die periode en de tekeningen die ik toen maakte tussen mijn 7 en 12 jaar zijn heel belangrijk geworden in mijn werk. De kindertekeningen worden in een bepaalde reeks verwerkt tot fossiele platen en in een andere reeks tot amberblokken. Het voelt met momenten aan als een soort van archeologie waarbij ik systematisch de lagen van mijn kindertijd afschraap. De wetenschappelijke ondertoon die vroeger vaak de basis van mijn werk vormde, wordt de laatste tijd minder rationeel en meer emotioneel.
Om op Bourgeois terug te komen, ik laat me eigenlijk niet teveel beïnvloeden door moderne of hedendaagse kunstenaars. Het is belangrijk om veel te zien en op de hoogte te zijn van wat er leeft en gebeurt in de kunstwereld. Zo heb ik graag haar tentoonstelling To Unravel a Torment gezien, maar mijn letterlijke verwijzingen en inspiratie gaan doorgaans verder terug in tijd en ruimte dan het canon van de 20ste-eeuwse kunst.
Kunst zoals wij ze zien is ook een westerse constructie en het is vaak interessant om daar door te kijken. De laatste jaren ben ik nogal intensief bezig geweest met klassieke Afrikaanse en Oceanische kunst, waar de beeldtaal, intentie en de relatie tot hun wereldbeeld enorm boeiend en verscheiden is. Momenteel verdiep ik mij in de maskercultuur van de Yup’ik, een bevolkingsgroep van Alaska, en in petrogliefen, rotstekeningen gekerfd in steen.
Maar ik zoek mijn inspiratie niet altijd zo ver. Ook reizen die mijn vriendin en ik binnen Europa maken, voeden me enorm, zoals de werken van Goya, de Ribera en Velazquez in Spanje en de vroegrenaissance in Italië.”
En waar komt die smeltkroes van invloeden het best tot zijn recht?
“Die komt meestal het best tot zijn recht op locaties waar kunst en ruimte elkaar versterken. Locaties zoals het Snijders&Rockoxhuis, de Sint-Hilariuskerk in Mullem of Sint-Baafskathedraal zijn boeiend omdat ze al een historische lading hebben waarmee u kunt werken. Op een historische locatie hebt u altijd de verantwoordelijkheid om in dialoog te gaan met de ruimte en niet gewoon uw eigen ding te doen. Daarom is een neutrale context zoals die van galerij Tatjana Pieters ook zeer interessant omdat het dan volledig over de werken gaat en u alle vrijheid hebt.”
En vormen uw verzamelaars en publiek ook een smeltkroes?
“Die zijn vrij divers en van alle leeftijden. De reacties van kinderen vind ik ook zeer belangrijk. Hun directe omgang met beeld voedt mij enorm en creëert nieuwe invalshoeken in mijn werk. Soms gebeurt het ook dat ik tijdens een tentoonstelling mensen observeer die met mijn werk in aanraking komen. De verscheidenheid waarmee mensen mijn werken lezen, van ontroering tot onrust zijn opmerkelijk.”