What is in a name?
Naamcollecties zijn momenteel de succesnummers van de kunstmarkt. Allen, Solinger, Macklowe, Ammann, Bass, Cox en Marion: zeven grote collecties zorgden de voorbije achttien maanden voor 43% van de omzet. Topwerken overgoten met een sausje van knappe storytelling drijven de uiterst kapitaalkrachtige bieders tot ongekende hoogtes. Veilinghuizen zullen de komende jaren nog strijden om dergelijke paradepaardjes. De grote overdracht van rijkdom laat zich immers ook voelen tot in de kunstwereld. Maar wat als deze naamcollecties er niet zouden zijn? Welke conclusies kunnen we trekken uit de andere avondveilingen in New York?
Gekke prijzen voor opkomende kunstenaars
- Met een omzet van 28,9 miljoen dollar voldeden de jonge talenten mooi aan de verwachting van de high pre-estimate van 28,3 miljoen. Anderzijds bleven ze 50% onder de resultaten van 1 jaar geleden en stelt het segment een peulschil voor in vergelijking met het totaal van 2,27 miljard dollar.
- Jonge kunstenaars zorgden voor meer dan één fameuze biedstrijd, zoals voor Salman Toor, Elizabeth Peyton, Rashid Johnson, Julien Nguyen, Lucy Bull, Anna Weyant, Ilana Savdie and Louis Fratino.
- Andere namen zoals Avery Singer, Nicolas Party, Amy Sherald bleven hangen onder de low pre-estimate of werden ingehouden. De zotte prijzen voor al wat jong is, lijken hiermee afgeremd? De komende Aziatische veilingen zullen meer zicht geven op deze tendens.
- De grootste verrassing kwam van Joe Brainard’s, Untitled (Nancy leaning on a table) uit 1973. Met een high pre-estimate van 3.000 dollar trok dit werk de aandacht van 7 bieders. Uiteindelijk haalde een bod van 94.500 dollar de buit binnen, maar liefst 31 keer hoger dan verwacht. Werken van wijlen Brainard worden nu eenmaal zelden aangeboden.
Stijgende prijzen voor vrouwelijke kunstenaars
- Met een omzetstijging van 7,7% tegenover november 2021 blijven vrouwelijke kunstenaars aan hun opmars bezig. De totale omzet bedraagt 169,3 miljoen dollar en ook hier zijn records gesneuveld zoals voor Barbara Kruger, Elaine De Kooning en Carol Bove.
- Er zaten ook vrouwelijke kunstenaars in de collecties van Paul Allen en David Solinger. Hun aandeel is vrij beperkt, maar het zijn wel klinkende namen zoals Maria Helena Vieira da Silva, Georgia O’Keeffe, Agnes Martin en Barbara Hepworth. In de naamcollecties van Amerikaanse verzamelaarsters zoals Ginny Williams en Anne Marion zaten opvallend meer kunstwerken van vrouwen. De opkomst van meer en meer vrouwen onder de verzamelaars zal de aandacht voor vrouwelijke kunstenaars in de toekomst zeker ten goede blijven komen.
Kan de kunstwereld zonder garanties?
Verkopers en (dus bij uitbreiding) veilinghuizen willen niet het risico lopen dat topwerken niet verkocht worden. De logica daarachter is vrij simpel. Een onverkocht werk levert geen commissie op aan de veilinghuizen enerzijds en kan twijfel zaaien bij verzamelaars over de waarde van een bepaalde kunstenaar. Daarom gaan veilinghuizen op zoek naar financiers die een bepaalde minimumprijs garanderen voor een topwerk. Wordt het werk afgehamerd boven deze gegarandeerde prijs (die bij duurdere loten meestal vrij dicht bij de laagste schatting ligt), dan krijgt de garantiesteller een commissie boven op het verschil tussen de gegarandeerde en de hamerprijs.
Met deze informatie in het achterhoofd werpen we een kritische blik op de drie veilinghuizen
- In totaal 177 werken hadden een garantie, i.e. 53.8% van de aangeboden loten.
- De onderlinge verschillen zijn echter groot. De kwaliteit van de Paul Allen-collectie zorgde ervoor dat Christie’s voor alle 54 loten een garantie had. Men kan dit enerzijds als een teken van geloof in de markt beschouwen, maar het is anderzijds ook een bewijs dat naamcollecties een belangrijke aantrekkingskracht uitoefenen op verzamelaars. De twee andere veilingen van Christie’s trokken minder garantiestellers. Opvallend daarbij is dat de veiling met werken uit de 21ste eeuw slechts 43.3% garanties hadden, terwijl bij de veiling met werken uit de 20ste eeuw deze steeg naar 71.5%.
- Een licht ander beeld krijgen we bij Phillips en Sotheby’s, waar de garanties er wellicht voor zorgden dat de laagst geschatte waarde juist gehaald werd. Het aandeel van de gegarandeerde loten lag dan ook lager met 39.4% voor Sotheby’s en 43.2% voor Phillips, een bewijs dat garanties inderdaad een ondersteuning kunnen bieden aan de veilingen.