Duurzaamheid van ontwikkelde en opkomende landen
Elk jaar actualiseert KBC Economics zijn Country sustainability Barometer voor ontwikkelde en opkomende economieën. Deze duurzaamheidsbarometer wordt gebruikt als een belangrijke input bij de screening van landen voor de Responsible Investing-fondsen van KBC Asset Management. De tool houdt rekening met een brede waaier van duurzaamheidsindicatoren en stelt ons in staat om de prestaties van landen te rangschikken volgens hun globale duurzaamheidsscore.
In dit onderzoeksrapport geven we een overzicht van de screeningsmethodologie, kleine wijzigingen in die methodologie ten opzichte van vorige jaren en de resultaten van de laatste update (gemaakt eind 2022). De voornaamste update van de methodologie is dat, terwijl we in eerdere jaren de prestaties van ontwikkelde en opkomende landen afzonderlijk hebben gemeten (zij het met behulp van vrijwel identieke modellen), we nu beide groepen economieën samenbrengen in één model en becijfering. Het is geen verrassing dat de ontwikkelde economieën relatief beter presteren dan de opkomende. Hoewel de nieuwe aanpak het vergelijken van wijzigingen in de landenrangschikking ten opzichte van vorig jaar bemoeilijkt, zien we dat de Scandinavische landen en Zwitserland nog altijd de eerste vijf plaatsen in de rangschikking blijven bezetten. Wat de opkomende landen in de rangschikking betreft, blijven de Centraal- en Oost-Europese landen ook goed presteren. België staat op de 16e plaats van de 110 beschouwde landen.
Inleiding
Bij KBC Groep maakt duurzaamheid integraal deel uit van de algemene bedrijfsstrategie. De KBC Country Sustainability Barometer ondersteunt deze strategie door een belangrijke input te leveren voor de Responsible Investing-fondsen (RI-fondsen) die KBC Asset Management aanbiedt.
Verantwoord beleggen in overheidsobligaties vereist, net als bij aandelen en bedrijfsobligaties, een bijkomende analyse. Die komt neer op een 'landenscreening' of, meer bepaald, een onderzoek naar het belang dat nationale overheden in hun beleid hechten aan duurzaamheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid.
In dit onderzoeksrapport schetsen we eerst een beeld van wat 'duurzaamheid van landen' inhoudt. Vervolgens bekijken we de manier waarop landen op duurzaamheid kunnen worden geanalyseerd. Daarbij gaan we uitgebreid in op de duurzaamheidsbarometer die KBC Economics heeft ontwikkeld.
We bespreken ook specifiek de aanpassingen die we in de Duurzaamheid van ontwikkelde en opkomende landen KBC Country Sustainability Barometer: update 2023
Duurzaamheid van landen
Begripsafbakening
Er bestaat geen universele beschrijving van wat ‘duurzaamheid van landen’ precies inhoudt. Dat houdt op zijn beurt verband met het feit dat de doelstellingen en taken van overheden veelzijdiger zijn dan die van bedrijven. Het algemene overheidsbeleid heeft de duurzame bevordering van het algemeen welzijn - het welzijn van zoveel mogelijk burgers - voor ogen. Dat welzijn wordt door een veelheid van factoren bepaald: materiële welvaart, gezondheid, persoonlijke ontwikkeling, rechtvaardigheid, gelijke kansen, vrijheden, afwezigheid van sociale en politieke spanningen, veiligheid, enz. Evenzeer is van belang dat die welzijnsbeleving niet ten koste gaat van die van toekomstige generaties, burgers in andere landen of van het dierenwelzijn. Daarom moeten ook aspecten als milieuduurzaamheid, internationale vrede of het engagement tegenover ontwikkelingslanden expliciet in rekening worden gebracht.
In die zin kan duurzaamheid van landen worden omschreven als “het geheel van prestaties, instituties en beleidsinspanningen in een land die het welzijn van zijn huidige en toekomstige bevolking op een duurzame manier bevorderen, zonder daarbij het milieu en het welzijn van de bevolking in andere landen te hypothekeren”.
De praktische invulling van deze definitie is evenwel niet eenvoudig en deels subjectief. Los van de veelheid aan relevante factoren is dat ook een gevolg van tegengestelde visies op de mate waarin de overheid moet tussenkomen om die duurzaamheid te realiseren. Dat kan gaan van een sterke voorkeur voor een verreikende overheidscorrectie van de mogelijke uitwassen van bedrijfseconomische winstmaximalisatie (sociale uitbuiting, verwaarlozing van het leefmilieu …) tot de mening dat vrijemarktprincipes uiteindelijk nog de beste garantie bieden voor duurzame welvaart en vooruitgang (meer kans op persoonlijke initiatiefname, volledige werkgelegenheid …).
Screeningsmethodologie
De voorbije decennia zagen heel wat maatstaven het daglicht die aspecten van de duurzaamheid van landen in één index trachten te bundelen. Een deel daarvan belicht slechts één aspect, zoals de Environmental Performance Index van Yale University of de Corruption Perception Index van Transparency International. Ruimere maatstaven betreffen veelal pogingen om tot een betere meting van maatschappelijk welzijn te komen dan het traditionele bbp per capita. Sommige, zoals de Human Development Index van de Verenigde Naties, verwierven grote naambekendheid. De meeste alternatieve welzijnsmaatstaven blijven een hoge correlatie met het bbp per capita vertonen.
Voor maatstaven die ecologische aspecten sterk in rekening brengen, zoals de Sustainable Society Index van de Sustainable Society Foundation of de Happy Planet Index van de New Economics Foundation, is dat niet zo en is de correlatie veelal zelfs negatief. Dat komt doordat landen met en hoge materiële welvaart daarvoor een prijs betalen in termen van milieuvervuiling of uitputting van natuurlijke bronnen.
De vermelde indices geven een onvolkomen beeld van wat onder de duurzaamheid van landen wordt verstaan. Dat is de reden waarom KBC ervoor heeft gekozen om een eigen maatstaf te berekenen die de problematiek vanuit een zo ruim mogelijke invalshoek benadert. Al in 2002 berekende KBC Asset Management (de fondsenbeheerder van KBC Groep) voor het eerst zijn ‘duurzaamheidsbarometer’ van landen (de zogenoemde KBC Country Sustainability Barometer), die als basis dient voor beleggingskeuzes in zijn verantwoorde beleggingsfondsen (RI-fondsen). Het scoringsmodel maakt gebruik van een gegevensbank die jaarlijks wordt geactualiseerd met nieuw beschikbare informatie voor de diverse indicatoren. De methodologie werd uitgewerkt i.s.m. de macro-economen van KBC Economics, de research-afdeling van KBC. Zij is een dynamisch gegeven en wordt, indien nodig, aangepast aan nieuwe tendensen inzake duurzaamheid. KBC wordt daarbij bijgestaan door een onafhankelijke adviesraad van experten inzake de diverse duurzaamheidsaspecten (de RI Advisory Board).
Hoewel er geen universele definitie van duurzaamheid van een land bestaat, bieden de zeventien VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (de Sustainable Development Goals, of kortweg SDGs) een nuttige internationale benchmark. Daarom hebben we dit jaar een analyse gemaakt die nagaat in welke mate de KBC Country Sustainability Barometer rekening houdt met de vooruitgang inzake deze SDGs. De meeste SDGs lagen al in ons model vervat en we besloten 6 extra datapunten op te nemen om alle SDG-aspecten in het model mee te nemen.
Die bijkomende datapunten worden hieronder besproken.
De KBC-aanpak
De gescreende landen
De KBC Country Sustainability Barometer onderzoekt voortaan zowel ontwikkelde als opkomende economieën tesamen. Ontwikkelde landen zijn de OESO-landen plus de lidstaten en kandidaat-lidstaten van de Europese Unie (EU) die niet tot de OESO behoren, alsook Singapore. Om te bepalen welke opkomende landen in de screening worden opgenomen, kiezen we voor een ruime definitie. We combineren namelijk de verschillende criteria van internationale instellingen (de VN en de Wereldbank) en twee financiële instellingen die algemeen beschouwd worden als benchmark voor producten van opkomende landen. Meer bepaald nemen we in de screening elk opkomend land op dat in ten minste één van de volgende vier categorieën valt:
- wordt door de VN gedefinieerd als upper middle income country,
- wordt door de Wereldbank gedefinieerd als upper middle income country, (3) is opgenomen in de JP Morgan EMBI Global Index, of (4) is opgenomen in de MSCI Emerging Markets Index.
We stellen echter als bijkomende eis dat, om in de berekening van de duurzaamheidsbarometer te worden opgenomen, gegevens beschikbaar moeten zijn voor ten minste 80% van de vijftien deeelindicatoren waaruit het model bestaat (zie verder in dit rapport). De toepassing van deze regel betekent dat we 22 landen hebben uitgesloten van de landenscreening die we eind 2022 maakten. Hierdoor blijven er in totaal 110 landen in de analyse over.
Het scoringsmodel
Het KBC-model onderscheidt vijf thema’s.
- Algemene economische prestaties en stabiliteit;
- Sociaal-economische ontwikkeling van de bevolking;
- Gelijkheid, vrijheid en rechten van de bevolking;
- Milieuprestaties en -toewijding;
- Zekerheid, veiligheid en internationale relaties.
Elk thema is op zijn beurt onderverdeeld in drie deelindicatoren (zie verder). Door een ruim palet van duurzaamheidsaspecten in aanmerking te nemen, willen we vermijden te vervallen in extremen. Bij de selectie van de deelindicatoren werd zo veel mogelijk gekozen voor samengestelde indicatoren, die een veelheid aan informatie vanuit een zo breed mogelijke invalshoek in aanmerking nemen. Alle cijfers zijn afkomstig van internationale instellingen (OESO, Verenigde Naties, Wereldbank ...) of gerenommeerde instanties, zoals het Wereld Economisch Forum. Afgezien van de kwaliteitsgarantie van het onderliggende onderzoek, bieden die het voordeel van de vlotte periodieke beschikbaarheid en internationale vergelijkbaarheid van de gegevens voor een groot aantal landen.
De vijf hoofdthema's en hun deelindicatoren waarmee in het model rekening wordt gehouden, worden hieronder uiteengezet, met een ruwe beschrijving en een toelichting van hun betekenis.
Thema 1 - Algemene economische prestaties en stabiliteit
Goede en stabiele macro-economische prestaties vormen de basis van maatschappelijke welvaart. Concreet gaat het om een bevredigend en stabiel percentage van economische groei en de afwezigheid van onevenwichtigheden (deelindicator 1.1). Dat laatste impliceert een zo groot mogelijke benutting van de productiefactor arbeid (lage werkloosheid), de waardevastheid van geld (lage inflatie) en een evenwicht op de betalingsbalans en de overheidsbegroting.
Het model meet de gemiddelde reële bbp-groei van de laatste vijf jaar alsook de volatiliteit ervan gedurende die periode. Inzake onevenwichtigheden berekenen we de optelsom van de werkloosheidsgraad, de inflatie, het tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans (in % van het bbp) en het overheidstekort (in % van het bbp). Opnieuw wordt het gemiddelde over 5 jaar beschouwd.
Naast de actuele economische toestand brengen we ook het toekomstige economische potentieel (deelindicator 1.2) en de kwaliteit van publieke en private instituties (deelindicator 1.3) in rekening. Bij het eerste gaat het om de adoptie van nieuwe technologie en de inspanningen inzake onderzoek en ontwikkeling. Bij het tweede gaat het om instituties die cruciaal zijn in de ondersteuning van de marktgerichte economische activiteit, zoals de bescherming van eigendomsrechten, de onafhankelijkheid van het juridische apparaat en de doelmatigheid van de overheidsuitgaven.
Voor beide deelindicatoren maken we gebruik van de Global Competitiveness Index van het Wereld Economisch Forum, meer bepaald de sub-indices ‘ICT adoption’, ‘innovation capability’ en ‘institutions’.
Thema 2 - Sociaaleconomische ontwikkeling van de bevolking
Naast economische prestaties en stabiliteit hebben overheden ook oog voor de sociaaleconomische ontwikkeling van de bevolking. Een eerste indicator die we hier in rekening brengen, omvat traditionele ontwikkelingsmaatstaven: het bbp per capita, de armoede onder de bevolking en de levensverwachting van de bevolking (deelindicator 2.1). Voortaan nemen we ook de ondervoeding bij de bevolking op teneinde VN SDG 2 (zero hunger) in rekening te brengen. Een tweede indicator meet de realisaties en beleidsinspanningen inzake de scholing en arbeidsparticipatie van de bevolking (deelindicator 2.2). Het gaat hier om enerzijds de participatie in en het niveau van het onderwijs (de sub-index ‘education and training’ van de Global Competitiveness Index van het Wereld Economisch Forum) en anderzijds de werkzaamheidsgraad (aantal werkenden in % van de bevolking op leeftijd 15+). Voortaan voegen we ook de
middelbareschoolinschrijvingen alsook de jeugdwerkloosheid aan onderhavig thema toe om VN SDG 4 (quality education) en VN SDG 8 (decent work and economic growth) beter te dekken.
Het tweede thema omvat ook de situatie en beleidsinspanningen inzake de gezondheid van de bevolking (deelindicator 2.3). Hiervoor maken we gebruik van cijfers van de Wereldgezondheidsorganisatie over het aantal personen
tewerkgesteld in de gezondheidssector (dokters, tandartsen, apothekers en verpleegkundigen; per 100.000 inwoners) en de overheidsuitgaven inzake gezondheidszorg (in % van het bbp). Voortaan voegen we ook gegevens toe over het percentage van de bevolking dat in sloppenwijken woont alsook de mate van toegang tot elektriciteit, dit om het model beter te laten aansluiten bij VN SDG 11 (sustainable cities and communities) en VN SDG 7 (affordable and clean energy).
Thema 3 - Gelijkheid, vrijheid en rechten van de bevolking
De overheid heeft als taak om de ongelijkheid onder de burgers te beperken, maar hen ook vrijheden en rechten te verlenen zodat ze zich kunnen ontplooien en initiatieven kunnen nemen. De ongelijkheid onder de bevolking meten we aan de hand van de inkomensongelijkheid, meer bepaald de Gini-coëfficiënt (deelindicator 3.1). Aan subindicator 3.1 hebben we nu ook een index voor genderongelijkheid toegevoegd om rekening te houden met VN SDG 5 (gender equality).
Voor de politieke rechten en burgerlijke vrijheden maken we gebruik van de index ‘voice and accountability’ van de Governance-indicatoren van de Wereldbank (deelindicator 3.2). Die brengt alle traditionele rechten en vrijheden (vrijheid van spreken, godsdienst, pers, reizen,…) in rekening. Specifieke aandacht gaat naar de vrijheid en eenvoud om een economische activiteit uit te oefenen (deelindicator 3.3). Die wordt gemeten door de index ‘ease of doing business’ van het Doing Business Report van de Wereldbank.
Thema 4 - Milieuprestaties en -toewijding
Ook de vooruitgang inzake milieukwaliteit (lucht, water, biodiversiteit,…) en de vermindering van de druk op het milieu (afname van afval, terugdringen van uitputting grondstoffen,…) worden in het model in rekening gebracht. In dit vierde thema leggen we nadruk op drie aspecten: de milieuprestaties, de ecologische voetafdruk en de klimaatverandering. Het eerste wordt gemeten door de Environmental Performance Index van de universiteiten Yale en Colombia (deelindicator 4.1). Die bestaat uit maatstaven van milieuverontreiniging, biodiversiteit, bosbeheer, overbevissing ....
Het tweede aspect wordt gemeten door de Ecological Footprint uit het Living Planet Report van het World Wide Fund for Nature (WWF) (deelindicator 4.2). Dat getal geeft weer hoeveel biologisch productieve grond- en wateroppervlakte een bepaalde bevolkingsgroep in een jaar gebruikt om zijn consumptieniveau te kunnen handhaven en zijn afvalproductie te kunnen verwerken. Aspecten inzake klimaatverandering meten we door de Climate Change Performance Index van German Watch en het Climate Action Netwerk Europe (deelindicator 4.3). Die vergelijkt de vooruitgang inzake klimaatbescherming van de landen die verantwoordelijk zijn voor 90% van de CO2-uitstoot.
Thema 5 – Veiligheid, vrede en internationale betrekkingen
Het laatste thema focust op het bestaan en de realisatie van veiligheid en vrede en op de internationale betrekkingen tussen landen. Veiligheid en vrede vormen een van de belangrijkste basisbehoeften van burgers en zijn tegelijk essentiële voorwaarden voor hun economische welvaart. Voor de meting ervan maken we gebruik van de Global Peace Index van Vision of Humanity (deelindicator 5.1). Die brengt bestaande conflicten in kaart en meet de onveiligheid aan de hand van bijvoorbeeld het aantal moorden en aanslagen en de vlotheid van het kopen van wapens.
De internationale betrekkingen tussen landen hebben 2 dimensies. De eerste betreft de mate waarin landen internationale verdragen hebben ondertekend (deelindicator 5.2). De tweede is de mate waarin landen open grenzen hebben (deelindicator 5.3). De eerste meten we door te kijken naar de status inzake ratificatie van belangrijke internationale verdragen (voornamelijk die met betrekking tot de fundamentele mensen- en arbeidsrechten en milieuovereenkomsten). De tweede meten we door de Index of Globalisation van het KOF Institute. Die brengt zowel de economische, sociale als politieke globalisering in rekening. Aangezien we voortaan ontwikkelde en opkomende economieën samen beschouwen in de analyse, houden we geen rekening meer met de mate waarin landen zich hebben verbonden tot ontwikkelingshulp. Die indicator is immers niet relevant is voor landen die zich zelf economisch
nog aan het ontwikkelen zijn.
Berekening van de landenscores
Het bepalen van de duurzaamheidsscore voor de landen op basis van de 5 thema's gebeurt in 3 stappen.
In een eerste stap worden de ruwe datareeksen op het niveau van de deelindicatoren gestandardiseerd. Dat betekent dat voor elke datareeks de ruwe waarden van de landen worden omgezet in een score tussen 0 en 1, waarbij het slechtste presterende land de score 0 en het best presterende de score 1 krijgt. Van de reeksen wordt dan het gemiddelde berekend om te komen tot een score voor de betreffende deelindicator. Aan elke reeks wordt daarbij eenzelfde gewicht toegekend.
In een tweede stap berekenen we het gemiddelde van de deelindicatoren per thema om tot een score voor elke van de thema's te komen. Opnieuw hanteren we gelijke gewichten, met één uitzondering, namelijk de subindicator
1.1 ('Macro-economische prestaties en afwezigheid van onevenwichtigheden'). Daarbij krijgt het aspect 'afwezigheid van onevenwichtigheden', dat uit verschillende datapunten bestaat, een gewicht van 50%, tegenover telkens 25% voor de aspecten 'bbb-groei' en 'volatiliteit van de economische groei'. Het gemiddelde van de deelindicatoren per thema wordt vervolgens gestandaardiseerd tussen 0 en 1, waarbij opnieuw het best presterende land waarde 1 en het slechtst presterende land de waarde 0 krijgt. Deelindicatoren die gebaseerd zijn op slechts één gegevensreeks worden simpelweg gestandaardiseerd tussen 0 tot 1.
In de finale stap berekenen we het gemiddelde van de gestandaardiseerde scores voor de 5 thema's, opnieuw met gelijke weging. Door een standaardisering van dat gemiddelde tussen 0 en 1 bekomen we de KBCduurzaamheidsbarometer.
Merk op: als in de becijfering voor een land de waarde voor één van de deelindicatoren ontbreekt, dan wordt de themascore berekend zonder die deelindicator. Indien voor een land slechts gegevens beschikbaar zijn voor
minder dan 80% van alle beschouwde deelindicatoren (d.w.z. dat cijfers voor 3 of meer van de 15 deelindicatoren ontbreken), dan wordt het land bij de screeningsoefening buiten beschouwing gelaten.
Screeningsresultaten
KBC Country Sustainability Barometer 2023
Denemarken, Zweden en Finland bezetten in die volgorde de eerste 3 plaatsen in de algemene landenrangschikking van de KBC- Duurzaamheidsbarometer (zie tabel). Ook Zwitserland en Noorwegen scoren met een respectievelijk de 4de en 5de plaats erg goed. Hoewel vergelijkingen met de resultaten van vorig jaar worden bemoeilijkt door het feit dat we nu de ontwikkelde en opkomende landen hebben samengevoegd, stonden deze 5 landen ook de vorige keer in de top 5 van de rangschikking van de ontwikkelde landen. De Scandinavische landen en Zwitserland staan al langer aan de top van de rangschikking sinds de start van onze screeningsoefening in 2002 en bewijzen op overtuigende wijze dat economische, sociale en ecologische prestaties en beleidsdoelstellingen niet met elkaar in tegenstrijd hoeven te zijn, maar elkaar integendeel kunnen versterken.
Algemeen presteren de ontwikkelde economieën beter dan de opkomende in de rangschikking. De hoogst genoteerde opkomende economie (volgens de hierboven gedefinieerde classificatie) is Tsjechië, op de 25ste plaats. Andere economieën met een ruwweg vergelijkbaar bbp per hoofd van de bevolking, zoals Slovenië en Estland, staan respectievelijk op de 18ste en 23ste plaats.
Meer algemeen scoren de Centraal- en Oost-Europese economieën goed in vergelijking met de andere opkomende landen, zoals ook al het geval was in onze voorgaande becijferingen. België staat op de 16ste plaats van de 110 beschouwde landen. Dat is dezelfde plaats als bij de vorige becijfering (gemaakt eind 2021) van enkel de ontwikkelde economieën, wat wijst op een stabiele prestatie. Het land scoort het best (een 8ste plaats) voor thema 5 ('Veiligheid, vrede en internationale betrekkingen'). Het scoort echter bijzonder slecht (slechts een 80ste plaats) voor thema 4 ('Milieuprestaties en -toewijding'). Deze slechte prestatie is vooral het gevolg van een lage plaats in de rangschikking voor de Ecological Footprint-indicator, die het hoge niveau van de Belgische CO2-uitstoot per persoon weerspiegelt.
België is overigens niet het enige land dat nog relatief goed scoort voor de thema's 1, 2, 3 en 5, maar slecht voor thema 4. Het betreft vooral landen in de groep van ontwikkelde economieën. In de top 20 van de algemene rangschikking hebben onder meer Nieuw-Zeeland, Ierland, Luxemburg en Japan minder goede prestaties inzake milieuduurzaamheid, wat wijst op aanzienlijke ruimte voor verbetering.