Investeringen in de energietransitie: een sprankeltje hoop
De weg naar netto-nulemissies ligt bezaaid met hindernissen en wordt met de dag steiler. Om het einddoel te bereiken zal de wereld sterk moeten investeren in - onder andere - een schone energiesector. Ondanks de geboekte vooruitgang schieten de beleidsbeloften en daden voor het koolstofarm maken van de economie nog steeds tekort, net als de investeringen in de energietransitie. Met betrekking tot dit laatste biedt het nieuwste IEA-rapport (World Energy Investment) over energie-investeringen een sprankeltje hoop.
Indien de aanzienlijke toename van investeringen in schone energie sinds 2021 zich doorzet tot 2030, dan zouden de totale benodigde investeringen voor het Announced Pledges Scenario (APS- wereldwijde klimaatbeloften) van het IEA (consistent met een temperatuurstijging van 1,7 graden tegen 2100) overtroffen worden. Het is dan ook belangrijk om de krachten achter de recente toename van investeringen in schone energie te begrijpen, vooral tegen de achtergrond van de energiecrisis.
Het IMF merkte onlangs op dat de gevolgen van een energieprijsschok en een verhoging van de koolstofprijs weliswaar vergelijkbaar, maar niet volledig hetzelfde zijn. Zo lijkt de energiecrisis de investeringen in schone energie zowel te ondersteunen als af te remmen, kijk maar naar de uitbreiding van de geplande LNG-infrastructuur in Europa. Dit benadrukt de noodzaak van een duidelijk en geloofwaardig klimaatbeleid om de energietransitie te ondersteunen.
Netto-nul in 2050 vereist een snelle decarbonisatie van de energiesector
Beleidsmaatregelen die de kosten voor het uitstoten van broeikasgassen verhogen (zoals koolstofbelastingen of emissiehandelssystemen) zijn essentieel om de omschakeling naar een schoner energiesysteem te stimuleren. Deze omschakeling zal op korte termijn waarschijnlijk macro-economische kosten met zich meebrengen, maar veel klimaat- en economische modellen zijn het erover eens dat een vroegtijdige en geleidelijke overgang zal helpen deze kosten te minimaliseren. Eén manier om te proberen de macro-economische kosten (zowel op korte als lange termijn) te kwantificeren is door de economische impact van een hogere koolstofprijs te beoordelen.
Koolstofprijs- of olieprijsschok
Zoals het IMF opmerkte in een artikel met de titel "Near-term Macroeconomic Impact of Decarbonization Policies," (2022)1, is het verleidelijk om een verhoging van de koolstofprijs te vergelijken met een schok in de olietoevoer, aangezien beide de prijs van fossiele brandstoffen doen stijgen. Er zijn evenwel belangrijke verschillen:
- Ten eerste verhoogt een olieschok de inkomsten van producenten van fossiele brandstoffen, terwijl een hoge koolstofprijs de prijzen voor hen (netto) verlaagt en in plaats daarvan inkomsten voor de staat genereert. Deze inkomsten kunnen gebruikt worden om macro-economische kosten te compenseren, zwaar getroffen sectoren te ondersteunen of verder te investeren in de energietransitie.
- Ten tweede zijn olieprijsschokken over het algemeen tijdelijk en onvoorspelbaar, terwijl koolstofprijzen typisch geleidelijk ingevoerd (en verhoogd) worden en een permanent karakter hebben. Indien goed ontworpen zullen koolstofprijzen investeringen in fossiele brandstoffen ontmoedigen terwijl de impact van olieprijsstijgingen op investeringen in fossiele brandstoffen minder eenduidig is.
De inval van Rusland in Oekraïne vond plaats tegen de achtergrond van een snel sluitend tijdsvenster voor een soepele en ordelijke overgang naar een koolstofarme economie. De oorlog veroorzaakte een energiecrisis en prijspiek in Europa, terwijl de beperkte tijd die overblijft voor de energietransitie beleidsmakers (opnieuw vooral in de EU) aanzet tot een krachtiger koolstofprijsbeleid. Het is belangrijk om inzicht te krijgen in de verschillen tussen een koolstofprijsschok en een standaard energieprijsschok (olie), omdat beide duidelijk een impact hebben op het wereldwijde en Europese energielandschap.
In dit licht biedt een recent rapport van het IEA2 over de wereldwijde energie-investeringen van 2021-2023 (schatting) interessante informatie.
In tegenstelling tot de meeste rapporten over de klimaatcrisis en -transitie, biedt het IEA-rapport een sprankje hoop dat de wereld de goede richting uitgaat op het gebied van de klimaattransitie. Het rapport benadrukt in het bijzonder dat investeringen in schone energie nu sneller toenemen dan investeringen in fossiele brandstoffen en dat de jaarlijkse verhouding naar verwachting 1,7:1,0 zal zijn in het voordeel van schone energie in 2023. Als de investeringen in schone energie blijven groeien aan het huidige tempo in de komende jaren, dan zou er tegen 2030 meer dan voldoende geïnvesteerd zijn in emissiearme energie-infrastructuur en elektrificatie om de wereldwijde klimaatbeloften (APS) na te komen. Het APS zal de opwarming van de aarde niet onder de 1,5 graden houden, maar kan mogelijk wel voldoende zijn om de opwarming te beperken tot 1,7 graden.
Verder in het rapport staat de opmerkelijke vaststelling dat slechts 48% van de windfall profits van de fossiele brandstofindustrie in 2022 werden teruggesluisd naar de olie- en gasvoorziening. Vijf jaar eerder was dit nog 82%. De herinvestering van 48% komt wel nog steeds neer op een stijging van 6% in de totale olie- en gasinvesteringen, wat grotendeels te wijten is aan de hogere winsten ten gevolge van de energieprijsschok. De daling van het aandeel terugvloeiende winsten doet vermoeden dat investeerders er steeds meer rekening mee houden dat het klimaatbeleid de kans vergroot dat hun investeringen in infrastructuur voor fossiele brandstoffen niet rendabel zullen zijn (gestrande activa).
Risico op gestrande activa vergroot door energiecrisis
Volgens een recent rapport van Climate Action Tracker (CAT) (november 2022)3 is het risico op gestrande activa vooral groot in de sector voor vloeibaar aardgas (LNG). De energiecrisis heeft wereldwijd geleid tot bezorgdheid over de energiebevoorradingszekerheid. In reactie daarop besloten veel regeringen, uit vrees voor kritieke en dreigende energietekorten, hun investeringen in LNG-infrastructuur massaal te verhogen in plaats van volledig in te zetten op hernieuwbare energiebronnen, energie-efficiëntie en elektrificatie.
De EU, die zwaar werd getroffen door haar sterke afhankelijkheid van de Russische energie-uitvoer, besloot tot een gemengde beleidsreactie. Enerzijds stelde het blok ambitieuzere doelen voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie en verhoogde het de investeringen om deze doelen te ondersteunen. Aan de andere kant deed de EU ook verwoede pogingen om gasleveringen van buiten Rusland te verzekeren en om LNG-infrastructuur aan te schaffen.
Volgens CAT zijn er sinds de invasie 25 nieuwe LNG-terminals aangekondigd in de EU, een capaciteit die overeenkomt met ongeveer 41% van de totale vraag naar fossiel gas in de EU en die hoger is dan de totale gasinvoer uit Rusland (de invoer uit Rusland bedroeg 155 bcm in 2021, terwijl de nieuwe infrastructuur de invoercapaciteit op 168 bcm zou brengen).
Deze projecten zijn vooral zorgwekkend omdat het bijgewerkte Net Zero tegen 2050-scenario (NZE) van het IEA schat dat de vraag naar fossiel gas in 2030 ten minste 30% lager moet zijn dan in 2021 en 60% lager in 2035 (World Energy Outlook, 2022). Dit betekent dat de reeds bestaande capaciteit groter is dan wat er in 2030 nodig is volgens het NZE. Door zwaar te investeren in extra LNG-capaciteit lopen we het risico dat we nog verder van het pad van de netto nul-emissie afraken. CAT heeft berekend dat de uitbreidingsplannen voor LNG-capaciteit (in aanbouw, goedgekeurd en voorgesteld), indien volledig in gebruik, de emissies in 2030 met meer dan 1,9 GtCO2e per jaar zouden kunnen doen toenemen boven de emissieniveaus die overeenkomen met het NZE-scenario. De huidige LNG-plannen kunnen dus resulteren in twee scenario’s (of een combinatie ervan): ofwel worden de activa niet gebruikt en stranden ze, ofwel worden ze gebruikt en zitten we langer vast aan fossiele brandstoffen.
Hoewel een olieprijsschok en een stijging van de koolstofprijs inherent verschillend zijn, vertegenwoordigen beide een stijging van de kosten van fossiele brandstoffen. Een recent IEA-rapport suggereert dat de twee inderdaad verschillend werken, maar dat beide kunnen bijdragen aan de (nog steeds te langzame) decarbonisatie van de energiesector. Volgens het rapport heeft de recente energiecrisis zowel een stimulerend als een afremmend effect gehad: enerzijds heeft ze de investeringen in schone energie sterk doen toenemen door het belang van energiezekerheid te benadrukken en de voorkeur van de consument voor elektrificatie aan te wakkeren, anderzijds heeft ze de investeringen in fossiele brandstoffen verder doen stijgen omdat (een kleiner deel van) de windfall profits geherinvesteerd worden. In tegenstelling tot de energiecrisis werkt een toename van koolstofprijzen enkel in op de investeringen in hernieuwbare energie en zorgt deze niet voor een toename van de investeringen in fossiele brandstoffen. Dit bewijst opnieuw dat een duidelijke en geloofwaardige beleidscommunicatie over stijgende koolstofkosten de sleutel is tot een tijdige energietransitie.
1 World Economic Outlook, October 2022: Countering the Cost-of-Living Crisis (imf.org)
2 Overview and key findings – World Energy Investment 2023 – Analysis - IEA
3 Global Update - Gas expansion overtakes climate - Nov 2022 (climateactiontracker.org)