Vruchtgebruik en blote eigendom: wie betaalt welke kosten?
Misschien hebt u na een erfenis het vruchtgebruik of de blote eigendom verkregen van een goed. Of hebt u zelf in het kader van een successieplanning een goed aan uw kinderen geschonken met voorbehoud van vruchtgebruik. Dan stelt zich wel eens de vraag hoe dat nu juist zit met de kosten van dat goed. Welke kosten moet de vruchtgebruiker dragen en welke zijn voor de blote eigenaar?
Het goederenrecht geeft hierover meer duidelijkheid. De partijen kunnen hier evenwel steeds minnelijk van afwijken.
Het onderscheid tussen onderhoudsherstellingen en ingrijpende herstellingen.
De vruchtgebruiker moet de onderhoudsherstellingen (bijv. schilderen of behangen) uitvoeren die op korte of op lange termijn nodig zijn om de waarde van het goed te behouden, zonder rekening te houden met normale slijtage, ouderdom of overmacht. De vruchtgebruiker moet met andere woorden niet voor het volledige onderhoud instaan. Hij moet dit enkel maar doen in de mate dat het niet-uitvoeren van de herstellingen tot een waardevermindering van het goed zouden leiden. Wanneer het goed verslijt of in waarde vermindert door gewoon zorgvuldig gebruik, moet de vruchtgebruiker niet instaan voor waardevermindering ten gevolge van toeval, ouderdom of slijtage.
Voor de grove herstellingen daarentegen (bijv. werken aan het dak of aan de verwarmingsketel) wordt een samenwerking tussen blote eigenaar en vruchtgebruiker voorzien. Onder “grove herstellingen” verstaan we herstellingen die betrekking hebben op de structuur van het goed of van zijn inherente bestanddelen of waarvan de kosten manifest de vruchten van het goed te boven gaan. Voor deze herstellingen wordt voorzien dat de blote eigenaar deze herstellingen moet uitvoeren na overleg met de vruchtgebruiker. De blote eigenaar die de herstellingen uitvoert, kan van de vruchtgebruiker vragen dat deze proportioneel bijdraagt in de kosten van deze herstellingen. Die bijdrage moet worden bepaald in verhouding tot de waarde van het vruchtgebruik (deze waarde hangt af van de leeftijd van de vruchtgebruiker). Op die manier worden de kosten meer evenwichtig verdeeld tussen de partijen.
Wanneer de vruchtgebruiker of de blote eigenaar zijn herstellingsplicht niet nakomt, kan de andere partij de rechter verzoeken om hem al tijdens de duur van het vruchtgebruik hiertoe te verplichten, in voorkomend geval op straffe van een dwangsom.
De vruchtgebruiker moet het goed verzekeren voor de gebruikelijke risico’s (en ook hiervoor de premies betalen). Wanneer het vruchtgebruik op een onroerend goed is gevestigd, heeft de vruchtgebruiker in elk geval de verplichting om dit te verzekeren tegen brand. Laat de vruchtgebruiker dit na, dan kan de blote eigenaar dergelijke verzekering afsluiten en de betaalde premies van de vruchtgebruiker terugvorderen.
De vruchtgebruiker moet alle periodieke lasten van het bezwaarde goed dragen die verband houden met het gebruik en het genot ervan. Voorbeelden hiervan zijn: directe belastingen m.b.t. het goed, onroerende voorheffing, leegstandsheffingen, gewone kosten tot onderhoud, canonverplichting of kosten van borgstelling.
De blote eigenaar moet de buitengewone lasten dragen, ook wanneer ze periodiek moeten worden betaald. Voorbeelden hiervan zijn: jaarlijkse aflossingen op de lening tot het verkrijgen van het bezwaarde goed, de volstorting van aandelen, vermogensbelasting.
Voor de bouwwerken of beplantingen die door de vruchtgebruiker zijn aangebracht, moet de vruchtgebruiker tijdens de duur van het vruchtgebruik zowel de gewone als de buitengewone lasten dragen.
Zoals uit het voorgaande blijkt, geeft de wet dus een duidelijke kostenverdeling aan. Mits akkoord van alle partijen kan hiervan worden afgeweken.