Het wettelijk pensioen voor zelfstandigen stijgt. Wat zijn de gevolgen voor uw individuele pensioentoezegging?
Bedrijfsleiders kunnen pensioenkapitaal opbouwen in een individuele pensioentoezegging (IPT) met stortingen van fiscaal aftrekbare premies door de vennootschap. Het maximale kapitaal is begrensd door de zogenaamde '80%-regel'.
Die heeft als uitgangspunt dat iemand na pensionering de levensstandaard kan behouden met ongeveer 80% van de laatste bruto jaarbezoldiging.
De som van de opgebouwde extralegale pensioenkapitalen (omgezet in een fictieve jaarrente) en het (geraamd) wettelijk pensioen mag dan niet hoger zijn dan 80% van deze laatste bruto jaarbezoldiging.
De formule houdt dus ook rekening met het geraamd wettelijk pensioen. Voor zelfstandigen is dat pensioen geraamd op 25% van de bruto jaarbezoldiging, zo nodig opgetrokken tot het minimumpensioen of afgetopt op een maximumpensioen.
Bij een bredere hervorming van het wettelijk pensioen besliste de wetgever medio 2021 om het wettelijk zelfstandigenpensioen stelselmatig te verhogen. En dit naar het niveau van het wettelijke werknemerspensioen. Voor werknemers is dat geraamd op 50% van de bruto jaarbezoldiging, eveneens afgetopt op een (substantieel) hoger maximum.
Door deze hervorming stijgt dus ook het te verrekenen geschat wettelijk pensioen in de 80%-formule. Want meer wettelijk pensioen impliceert uiteraard minder aanvullend pensioen. De som van beide mag immers de 80%-grens niet overschrijden.
De fiscaal aftrekbare premies gestort in uw IPT-overeenkomst, kunnen daardoor in de toekomst dalen. U laat dan ook het best uw maximaal op te bouwen pensioenkapitaal en de (bijhorende) aftrekbare jaarpremie herberekenen.
De gevolgen strekken zich trouwens niet enkel uit in de toekomst. Want de nieuwe berekening heeft uitwerking vanaf aanslagjaar 2022. Mogelijk betekent dit dat de premie die in het vorig boekjaar gestort is in uw IPT-polis (nog berekend op basis van de oude maatstaven) al te hoog was om nog volledig fiscaal aftrekbaar te zijn.
De wetgever is in dat geval ‘tolerant’. Het premie-excedent (het deel van de gestorte premie dat niet fiscaal aftrekbaar is) geldt niet als een verworpen uitgave als u ze in mindering brengt van de premiestorting tijdens het volgende boekjaar.
Excedenten betaald in 2021 die niet (volledig) aftrekbaar zijn van de premie in 2022 omdat ze te hoog zijn, kunt u overdragen naar 2023. Bij overschrijding van de premie in 2022, is het excedent overdraagbaar naar 2023. Dit moet dan wel boekhoudkundig correct verwerkt worden met een ‘overlopende rekening’.
In sommige gevallen is ook een verdere overdracht mogelijk. Dat kan belangrijk zijn voor wie in 2021 of 2022 een backservice stortte die nog berekend was volgens het oude systeem, en nu mogelijk een deel van de betaalde koopsom niet kan aftrekken.
Let wel: deze tolerantie geldt niet voor backservicepremies betaald tijdens de laatste 5 jaar van de overeenkomst. Een backservice kort voor het einde van de overeenkomst is dus veelal geen goed idee.
Kosten voor een vennootschap zijn in principe maar aftrekbaar als u ze maakt om inkomsten te verkrijgen. Een hoge backservice kort voor pensionering kan daardoor fiscaal betwist worden.
We raden aan om – als u dat nog niet deed – tijdig uw verzekeringsagent en/of accountant te contacteren voor de optimalisatie van uw IPT-polis.
Bron
Circ. 2022/C/79 van 29 augustus 2022
U mag dit nieuwsbericht niet beschouwen als een beleggingsaanbeveling of advies.