Voordeel van alle aard verwarming en elektriciteit: Bijkomende voorwaarde voor forfaitaire waardering vanaf 2022
Vanaf 2022 wordt het voordeel van alle aard voor het kosteloos verstrekken van elektriciteit en verwarming beperkt. Het wordt enkel nog forfaitair belast als de kosteloze elektriciteit en/of verwarming samen ter beschikking wordt gesteld met een kosteloze woning.
Hiermee wil de regering een halt toeroepen aan de cafetariaplannen waarbij de werkgever voor een grote groep werknemers de energiefactuur ten laste neemt. Maar in de praktijk zal deze wetsaanpassing verder reiken.
Wat was de situatie voor de wetswijziging?
Het voordeel van alle aard voor de 'Gratis levering van verwarming en van elektriciteit gebruikt voor andere doeleinden dan verwarming' wordt belast in de personenbelasting op basis van een forfaitair geraamd bedrag. Er is wel een onderscheid tussen 'leidinggevenden en bedrijfsleiders' en 'andere begunstigden', zoals werknemers.
Voor het inkomstenjaar 2022 (aanslagjaar 2023) bedraagt dit forfaitair bedrag 2.130 euro (verwarming) en 1.060 euro (elektriciteit) voor leidinggevenden en bedrijfsleiders, en 960 euro (verwarming) en 480 euro (elektriciteit) voor andere werknemers.
De rulingcommissie bevestigde in het verleden dat het voordeel van alle aard voor elektriciteit en/of verwarming bij een cafetariaplan op forfaitaire basis kan gebeuren (voorafgaande beslissing 2020.1977 dd. 15.12.2020). Minister van Financiën Vincent Van Peteghem liet in de pers en in de Kamercommissie voor Financiën optekenen dat hij het ‘oneigenlijke gebruik’ van het forfaitaire voordeel van alle aard zou proberen te verbieden met een wetsaanpassing.
Vanaf 1 januari 2022: ook kosteloos ter beschikking stellen van een woning
Die wetsaanpassing is vanaf 1 januari 2022 van toepassing. De wijziging past in een bredere fiscale hervorming waarbij zou gestreefd worden naar een verschuiving van alternatieve verloningsvormen naar een verloning in euro's.
De aanpassing houdt in dat de 'forfaitaire raming van het voordeel uit de gratis levering van verwarming en/of elektriciteit nog maar beperkt zal zijn tot de situatie waarin het verstrekken van het voordeel in het verlengde ligt van de terbeschikkingstelling van het onroerend goed waarvoor het voordeel wordt verleend'.
Met andere woorden: De regering heeft nu beslist om die waardering te beperken tot de gevallen waarbij kosteloos elektriciteit en/of verwarming wordt verstrekt samen met het kosteloos ter beschikking stellen van een woning.
Mag de forfaitaire waardering niet gevolgd worden, dan moet het voordeel gewaardeerd worden op basis van de werkelijke waarde in hoofde van de verkrijger.
Door deze bijkomende voorwaarde lijkt het ons logisch dat cafetariaplannen waarin het voordeel van gratis verwarming en/of elektriciteit worden opgenomen vanaf nu veel minder zullen voorkomen.
De wetgever voert op deze manier een onderscheid in tussen belastingplichtigen met en zonder gratis woonst. En dit om 'in afwachting van een fiscale hervorming de forfaitaire waardering alvast te beperken tot de gevallen waarin die waardering momenteel in de regel wordt gebruikt'. Het gaat immers voornamelijk over bedrijfsleiders die wonen in een woning van hun vennootschap.
De Raad van State heeft zich al kritisch uitgelaten over dit onderscheid. Men vraagt zich immers af of dit onderscheid redelijk te verantwoorden is en in overeenstemming is met het gelijkheidsbeginsel.
Initieel is de wetsaanpassing ingegeven om een halt toe te roepen aan cafetariaplannen. In de praktijk kan dit voor veel meer belastingplichtigen gevolgen hebben. Voor werknemers, aangezien zij in de regel geen gratis woonst ter beschikking krijgen van hun werkgever, maar ook voor bedrijfsleiders die geen kosteloze woonst ter beschikking krijgen.
Bron: Koninklijk Besluit dd. 19-12-2021, Belgisch Staatsblad 27-12-2021
Hebt u hierover nog vragen?
Neem contact op met uw private banker of wealth manager.