KBC Agro-analyse over de conjunctuur in de intensieve veehouderijsectoren in Vlaanderen
Uit het departement: “Barometer: Vlaamse intensieve veehouderij”
De cashflowbarometers geven een zicht op de evolutie van de rendabiliteit voor de belangrijkste intensieve veehouderijsectoren in Vlaanderen: de melkvee-, de varkens-, de braadkippen- en de leghennenhouderij. De analyse voor deze sectoren gebeurt telkens voor een standaardbedrijf met gemiddelde technische en bedrijfseconomische resultaten. Op die manier krijgen we een beeld van de gemiddelde rentabiliteit van de sector doorheen het vierde kwartaal van 2024.
Melkveehouderij
Wat onmiddellijk opvalt zijn de grote schommelingen van de melkprijs en de cashflow over de laatste zes jaar. De periode van 2019-2021 werd gekenmerkt door een lage melkprijs en een beperkte cashflow. Gemiddelde bedroeg cashflow 6,4 cent per liter melk. Nadien, vanaf oktober 2021 tot begin 2023, kende de sector een periode van hoogconjunctuur, met een nooit geziene melkprijspiek tot boven de 60 cent en een cashflows tot 27 cent per liter. En dat ondanks de sterk gestegen kosten in deze periode. De hoge melkprijs was het gevolg van een wereldwijde onbalans tussen de vraag en het aanbod van melk. In de belangrijkste melk producerende regio’s in de wereld stagneerde de melkproductie door slechte weersomstandigheden, terwijl de globale vraag naar zuivelproducten prima bleef.
Maar vanaf begin 2023 kantelde de markt. De Europese melkproductie, getriggerd door de hoge melkprijs en de betere weersomstandigheden, nam opnieuw toe. Met als gevolg een sterke daling van de melkprijs. Gelukkig zakten in deze periode ook de kosten voor krachtvoeder, energie en kunstmest sterk, waardoor de rendabiliteit voor het jaar 2023 nog op behoorlijk niveau bleef: 8,8 cent per liter melk. Door de lagere melkprijs en door de impact van diverse milieu- en klimaatmaatregelen in een aantal Europese landen, viel de melkproductie eind 2023 terug tot het laagste niveau in jaren. Dit feit, gecombineerd met een toename van de Europese zuivelexport, zorgde ervoor dat de melkprijs vanaf het najaar 2023 systematisch steeg.
Ook in 2024 bleef de wereldwijde melkproductie quasi stabiel. In combinatie met een robuuste vraag naar zuivelproducten, vooral boter, ondersteunde dit de melkprijs. Samen met verder dalende voederkosten, zorgde dit in 2024 voor een bovengemiddelde beschikbare cashflow van 15 cent per liter melk. Sinds de zomer zagen we in Europa een, wellicht tijdelijke, terugval van de melkproductie als gevolg van de Blauwtong-epidemie, waardoor de melkprijs en de cashflow naar het jaareinde nog flink aantrokken.
De combinatie van een goede vraag naar zuivel en een stabiel melkaanbod, zorgt ervoor dat de vooruitzichten voor 2025 in de melkveehouderij gunstig blijven. De wereldwijde “war for milk” tussen de zuivelverwerkende bedrijven, leidt ook op de langere termijn tot een sterkere marktpositie voor de melkveehouders. Minder gunstig is dat de Chinese import van zuivelproducten al verschillende jaren terugloopt. En ook de hogere melkproductie in Nieuw-Zeeland, door de gunstige weersomstandigheden in de regio, zorgt voor enige onrust op de zuivelmarkt.

Varkenshouderij
Structureel is de varkenshouderij op te splitsen in drie types bedrijven: de zeugenhouderij, waar biggen gefokt worden voor de verkoop; de zuivere vleesvarkensbedrijven waar biggen aangekocht worden om opgekweekt te worden tot slachtvarkens; en de gesloten varkensbedrijven waar de eigen gefokte biggen opgekweekt worden tot slachtrijpe vleesvarkens. We bespreken hieronder enkel de evolutie van de rendabiliteit van de zeugenhouderij in detail.
De blauwe lijn in de grafiek geeft de evolutie weer van de biggenprijs, uitgedrukt in euro per big op de rechter as. De staafgrafiek toont de wekelijkse evolutie van de beschikbare cashflow per zeug, weergegeven op de linker as. Wat ook hier onmiddellijk opvalt zijn de grote schommelingen over de jaren van zowel de biggenprijs als de cashflow. Gemiddeld bedroeg de cashflow in de periode 2019-2023 ongeveer 250 euro per zeug.
De sector kende van begin 2019 tot het voorjaar 2020 een periode van hoogconjunctuur. De grote vraag naar varkensvlees als gevolg van de Afrikaanse varkenspest in China, zorgde voor een uitstekende rendabiliteit in Europa. En plots in februari 2020, keerde de conjunctuur volledig om, met bijna uitsluitend negatieve cashflow gedurende een periode van tweeënhalf jaar. De oorzaken waren de exportbelemmeringen door Covid-maatregelen en door de Afrikaanse varkenspest in Europa, gecombineerd met een wereldwijd overaanbod aan varkensvlees en een gedaalde Chinese import. Bovendien stegen vanaf het najaar 2021 de voeder- en energieprijzen sterk door de oorlog in Oekraïne.
Door een structureel tekort aan biggen in Europa, als gevolg van de voorgaande crisis en door diverse dierziekten, trok eind 2022 de biggenprijs eindelijk opnieuw aan. Bovendien zorgden strengere milieumaatregelen in een aantal Europese landen voor een verdere krimp in de zeugenstapel. In combinatie met dalende voeder- en energieprijzen, leidde dit tot een lange periode van hoogconjunctuur. Ook in het najaar van 2023 bleef de rendabiliteit, door de sterk gedaalde voederkosten en ondanks de zwakkere biggenprijs, op een hoog niveau. De gemiddelde beschikbare cashflow over 2023 bedroeg circa 1000 euro per zeug.
Over 2024 zien we een gelijkaardige evolutie van de biggenprijs en de cashflow als in 2023, met een nooit geziene cashflowpiek in het voorjaar van 1600 euro per zeug. De traditionele terugval van de biggenprijs en de cashflow vanaf de maand mei manifesteerde zich in 2024 sterker dan in andere jaren. De gemiddelde cashflow over 2024 bedroeg 930 euro per zeug, maar daalde in het vierde kwartaal tot 400 euro per zeug. De achterliggende redenen waren het beperkt biggenaanbod in Europa en de lagere voeder- en energieprijzen.
De daling van de zeugenstapel is, door de goede biggenprijs, ondertussen wel gestopt. We zien recent in Europa opnieuw een lichte toename van het aantal zeugen. Dit zal op korte termijn ook de vleesvarkensstapel en het aantal slachtingen beperkt doen stijgen, wat vanaf 2025 zou kunnen drukken op de conjunctuur in de varkenshouderij, zeker nu ook de Europese varkensvleesexport blijft dalen.

Braadkippenhouderij
De blauwe lijn in de grafiek toont de evolutie van de braadkippenprijs per kg levend gewicht, weergegeven op de rechter as. De staafgrafiek is de sectorgemiddelde beschikbare cashflow, uitgedrukt in cent per afgeleverde braadkip. Wat ook hier onmiddellijk opvalt zijn de extreme schommelingen van de rendabiliteit in de afgelopen jaren.
Vanaf het najaar 2019 tot eind 2022, zien we een lange periode van laagconjunctuur in de braadkippenhouderij. De achterliggende redenen waren exportbelemmeringen door Covid en de sterk gestegen Poolse productie die voor een overaanbod zorgde. Tot overmaat van ramp stegen vanaf eind 2021 de voeder- en energieprijzen sterk. Nadien, vanaf het najaar 2022, zorgde de hoog pathogene vogelgriepepidemie voor een krapper aanbod, waardoor de braadkippenprijs opnieuw steeg. Door de systematisch dalende voederprijs, in combinatie met een stabiele braadkippenprijs, leidde dit over 2023 tot een prima cashflow van gemiddeld 31 cent per braadkip. In het vierde kwartaal van 2023 steeg het aanbod wel opnieuw, onder meer door de toegenomen import van pluimveevlees uit Oekraïne, waardoor de prijs en de cashflow opnieuw onderuitgingen.
In 2024 zorgde de lagere voederprijs in combinatie met een hogere consumptie en een sterke export voor een uitzonderlijk hoge rendabiliteit in de braadkippenhouderij. De cashflow over het volledige jaar bedroeg gemiddeld 46 cent per afgeleverde braadkip. Positief is ook dat de druk op de markt vanuit Oekraïne en Polen ondertussen wat afgenomen is.
De continu stijging van de consumptie van pluimveevlees en de toegenomen Europese export, zullen er wellicht voor zorgen dat de groei in de pluimveeproductie ook in 2025 opgevangen wordt. Of dit ook in de toekomst zo blijft, valt moeilijk te voorspellen. Veel zal afhangen van de evolutie en de impact van de hoog pathogene vogelgriep in Europa en in de rest van de wereld.

Waarom de cashflow benadering?
Tot slot nog een klein woordje over de methodiek. De rendabiliteitsanalyse gebeurt op basis van sectorgemiddelde technische en bedrijfseconomische resultaten. Zo krijgen we een globaal beeld van de rendabiliteit voor een bepaalde sector. Deze gemiddelde resultaten mogen wel niet zomaar doorgetrokken worden naar een individueel bedrijf. Er zijn namelijk vaak grote verschillen tussen bedrijven wat betreft de inkomsten, de uitgaven en de kredietlasten.
De meest aangewezen financiële parameter om rendabiliteit in kaart te brengen is de cashflow. Cashflow is namelijk het verschil tussen de inkomende en de uitgaande geldstromen, of met andere woorden wat er financieel gerealiseerd wordt.
De cashflow die we in deze analyse gebruiken is de beschikbare cashflow, ook wel vrije cashflow genoemd. Deze wordt berekend door van alle bedrijfsinkomsten de bedrijfsuitgaven af te trekken, inclusief de kredietlasten (kapitaalsaflossingen en rentes). Zo komen we tot wat er werkelijk over blijft. De cashflows worden in deze analyse uitgedrukt per eenheid geproduceerd product. Bijvoorbeeld per liter melk of per afgeleverd vleesvarken.