Belgische vs. buitenlandse effectenrekening: fiscale aandachtspunten
Hebt u een buitenlandse effectenrekening? Dan bent u verplicht om de aangifte van deze rekening en van de roerende inkomsten zelf te doen.
Veel privépersonen ontvangen in het kader van de internationale uitwisseling van informatie een vraag om inlichtingen van de fiscale Administratie. Een belegger met een Belgische effectenrekening krijgt bijna nooit een vraag om inlichtingen. Zijn er dan fiscale verschillen tussen een Belgische en een buitenlandse effectenrekening? En waarom gaat de fiscus ervan uit dat de belastingplichtige zijn buitenlandse roerende inkomsten niet (volledig) aangegeven zou hebben?
Belgische effectenrekening
Roerende voorheffing
Wie in België een effectenrekening houdt, heeft geen bijzondere aangifteverplichtingen. In principe neemt de bank of beursvennootschap deze verplichtingen op zich. De inkomsten van de effectenrekening, d.w.z. interesten of dividenden, ondergaan de roerende voorheffing (RV). Het tarief van de RV bedraagt in principe 30%. Aangezien RV ingehouden werd op interesten en dividenden, bent u vrijgesteld van de verplichting om die inkomsten aan te geven in uw aangifte personenbelasting.
Krijgt u een dividend of interest van buitenlandse oorsprong, dan zal dat inkomen meestal eerst een buitenlandse bronheffing ondergaan. Werd die bronheffing ingehouden, dan kunt u – op basis van de dubbelbelastingverdragen (DBV) die België gesloten heeft – een vermindering vragen van de buitenlandse bronheffing. De meeste DBV voorzien in een maximale bronheffing van 15%.
Facultatieve aangifte
Zelfs als RV ingehouden werd en er geen verplichting is om de roerende inkomsten aan te geven, kan het op fiscaal vlak toch interessant zijn om dit te doen. Zo is de eerste schijf van 800 euro dividenden vrijgesteld van belasting. In de praktijk blijven alle dividenden integraal onderworpen aan de RV. U moet de vrijstelling zelf toepassen in uw aangifte in de personenbelasting door uitdrukkelijk de verrekening en de terugbetaling van de RV die ingehouden werd op die eerste schijf van 800 euro dividenden, in de aangifte te vragen. Dit doet u door in de code 1437/2437 het bedrag van de ingehouden RV te vermelden, met een absoluut maximum van (800 euro × 30% =) 240 euro. De bewijsstukken moet u ter beschikking van de fiscus houden.
Beurstaks en effectentaks
Er is een taks op beursverrichtingen (TOB) verschuldigd op de meeste aan- en verkoopoperaties van effecten. Het tarief is in principe 0,35% en voor kapitaliserende fondsen is het 1,32%. Wanneer u een effectenrekening in België heeft, houdt de bank of beursvennootschap automatisch de beurstaks in.
Soms is de belegger nog de jaarlijkse taks op effectenrekeningen verschuldigd (JTER). Wanneer de gemiddelde waarde van de effectenrekening over de vier referentietijdstippen (31 december, 31 maart, 30 juni en 30 september) hoger is dan 1 miljoen euro, is 0,15% JTER verschuldigd. Ook hier zal de Belgische bank of beursvennootschap de taks inhouden en doorstorten aan de schatkist.
Aangifte bij het Centraal Aanspreekpunt
Belgische banken moeten bij het Centraal Aanspreekpunt (CAP) de identiteit van hun klanten, de nummers van hun rekeningen en de saldi kenbaar maken.
Buitenlandse effectenrekening
Interesten en dividenden
In tegenstelling tot een effectenrekening in België brengt een effectenrekening in het buitenland voor de belegger heel wat aangifteverplichtingen met zich mee. Als de interesten en dividenden in het buitenland geïnd worden, bestaat er voor deze buitenlandse bankiers of brokers uiteraard geen enkele verplichting om Belgische RV in te houden. Deze inkomsten moet u dan ook zelf aangeven in uw jaarlijkse aangifte in de personenbelasting. Om de jaarlijkse belastingvrijstelling op de eerste schijf van 800 euro dividenden te bekomen, volstaat het dat u dividenden tot het grensbedrag van 800 euro niet opneemt in de aangifte.
Beurstaks en effectentaks
Sinds 1 januari 2017 is de Belgische beurstaks ook van toepassing op verrichtingen die uitgevoerd worden in het buitenland, wanneer het order gegeven wordt door een belegger met gewone verblijfplaats in België. Opnieuw bestaat er voor deze buitenlandse bankiers of brokers geen enkele verplichting om Belgische TOB in te houden. De verplichting tot aangifte en betaling van de TOB ligt dus bij de belegger.
U moet de betaling van de TOB doen uiterlijk de laatste werkdag van de tweede maand die volgt op die waarin de verrichting uitgevoerd werd. Gaf u orders bijvoorbeeld in de maanden juli en augustus, dan kunt u de betaling voor die twee maanden in september doen. Gaf u een order in augustus, dan kunt u in oktober de taks betalen. Uit commerciële overwegingen kan de buitenlandse tussenpersoon eventueel zelf de aangifte- en betalingsplicht voldoen.
Indien u JTER verschuldigd bent, dan moet u zelf de aangifte en de betaling in orde brengen. De aangifte moet elektronisch, via MyMinfin, ingediend worden. De aangiftetermijn is dezelfde zoals die voor de aangifte in de personenbelasting. De betalingstermijn is uiterlijk 31 augustus van het jaar na de referentieperiode. Opnieuw is het mogelijk dat de buitenlandse tussenpersoon de taks inhoudt als dienstverlening aan de klant.
Aangifte bij het Centraal Aanspreekpunt
Wanneer u in het buitenland een effectenrekening bezit, moet u ook het bestaan, de opening en de afsluiting van deze rekening aangeven bij het CAP van de Nationale Bank van België. De procedure is relatief eenvoudig en kan via de website van de NBB online uitgevoerd worden. Bovendien moet u het bestaan van de buitenlandse effectenrekening uitdrukkelijk vermelden in uw jaarlijkse aangifte in de personenbelasting, waarbij u vermeldt in welk land de instelling zich bevindt waarbij u de rekening aanhoudt, en wie de rekeninghouder is. Ten slotte moet u bevestigen dat u de informatie in verband met deze rekening wel degelijk kenbaar gemaakt heeft bij het CAP van de Nationale Bank van België.
Automatische gegevensuitwisseling
De automatische gegevensuitwisseling zorgt ervoor dat de Belgische fiscus heel wat inlichtingen ontvangt over uw buitenlandse effectenrekening. Dat leidt in de praktijk ‘gegarandeerd’ tot een vraag om inlichtingen, van gemiddeld 8 bladzijden. Daarbij is duidelijk dat de fiscus er minstens van uitgaat dat u uw buitenlandse roerende inkomsten niet (volledig) zou hebben aangegeven.
Onterecht, want de cijfers die in het kader van CRS door de buitenlandse banken doorgegeven moeten worden, verschillen van de volgens het WIB 92 belastbare roerende inkomsten. Zo wordt in CRS per titularis het totale vermogen en de totaliteit van de inkomsten van het beleggingsdossier uitgewisseld. Inzake dividenden en interesten worden brutobedragen uitgewisseld, terwijl enkel nettobedragen (na inhouding van buitenlandse voorheffing) belastbaar zijn in de personenbelasting, enz.
Het is dus aan u om te bewijzen, vaak over een periode van 7 jaar, welke belastbare roerende inkomsten u genoten en aangegeven heeft. En waarom er een verschil is met de volgens de CRS uitgewisselde gegevens. Dat is een zeer moeilijke opgave, die menig belegger niet anders kan dan toevertrouwen aan een gespecialiseerde adviseur.
De niet (correcte) aangifte van buitenlandse roerende inkomsten of het nalaten melding te maken van de buitenlandse effectenrekening kan aanleiding geven tot supplementaire aanslagen, waarbij de fiscus meestal uitgaat van ‘bedrieglijk opzet met de bedoeling om de belasting te ontduiken’ en een belastingverhoging van 50% toepast. Toch is het enkele feit dat geen aangifte gedaan werd van de belastbare inkomsten, onvoldoende bewijs van een bedrieglijk opzet. Fraude wordt immers niet vermoed: een bijzonder opzet is vereist en hiervan moet het concrete bewijs geleverd worden door de fiscus. Bij een eerste overtreding zonder opzet de belastingen te ontduiken, is slechts 10% belastingverhoging verschuldigd.
Hebt u hierover nog vragen?
Uw private banker of wealth manager beantwoordt ze graag.
Dit nieuwsbericht mag niet worden beschouwd als een beleggingsaanbeveling of advies.