Geen ambtshalve ontheffing voor te hoge belasting op het voordeel van alle aard voor een gratis woonst
Het voordeel van alle aard voor het gratis ter beschikking stellen van een woning aan een werknemer of bedrijfsleider, is een forfaitaire berekening. Tot eind 2018 verschilde deze berekening naargelang de verstrekker een natuurlijke persoon of een rechtspersoon was. Voor een rechtspersoon werd het voordeel namelijk op een hoger bedrag gewaardeerd door het basisbedrag nog te vermenigvuldigen met een bepaalde coëfficiënt.
Hierbij was het basisbedrag gelijk aan 100/60 van het geïndexeerde kadastraal inkomen. En de coëfficiënt varieerde in functie van de hoogte van het KI.
Geen onderscheid meer tussen natuurlijke of rechtspersoon
Verschillende hoven van beroep vonden dat onderscheid in strijd met het gelijkheidsbeginsel dat in de grondwet is verankerd. De administratie legde zich neer bij deze rechtspraak in haar circulaire van 15 mei 2018. Het KB van 7 december 2018 bepaalde vervolgens om bij de berekening van het voordeel van alle aard, het basisbedrag vanaf 1 januari 2019 altijd te vermenigvuldigen met een coëfficiënt 2. Ongeacht of het ter beschikking stellen van het onroerend goed gebeurt door een natuurlijke persoon of door een rechtspersoon. En ongeacht de hoogte van het kadastraal inkomen van het gebouw.
Ontheffing van ambtswege met terugwerkende kracht?
Sindsdien leefde de vraag of een belastingplichtige die in het verleden werd belast op basis van een ongrondwettelijk bevonden berekening, aanspraak kon maken op 'ontheffing van ambtswege'. Zo zou men de gevolgen van de te hoge waardering van het voordeel ook ongedaan kunnen maken voor aanslagjaren waarvoor de gewone bezwaartermijn al verstreken was. Deze problematiek kwam al eerder aan bod in ons nieuwsbericht van 28 februari 2020.
Ambtshalve ontheffing is mogelijk in een aantal specifieke gevallen, bijvoorbeeld als er zich een 'nieuw rechtsfeit' voordoet. Volgens de wet kan men een wijziging in rechtspraak echter niet als een nieuw feit beschouwen. De administratie meende dan ook dat deze rechtspraak en de circulaire en het koninklijk besluit geen aanleiding geven tot ambtshalve ontheffing.
Nieuw rechtsfeit of niet?
Wanneer het Grondwettelijk Hof vaststelt dat een bepaalde regeling ongrondwettig is, is er sprake van een nieuw rechtsfeit. Wanneer een rechtbank of hof van beroep dat doet, is er echter geen sprake van een nieuw rechtsfeit. Sommigen zagen in dit verschil mogelijk een nieuwe discriminatie. Verschillende rechtbanken dienden een prejudiciële vraag in bij het Grondwettelijk Hof om hierover duidelijkheid te scheppen. Een aantal rechters verwees bovendien niet enkel naar de door ‘gewone rechtbanken’ vastgestelde ongrondwettelijkheid, maar ook naar de circulaire en het nieuwe KB om mogelijk van een nieuw rechtsfeit te spreken.
Het Grondwettelijk Hof brengt duidelijkheid
Het hof ziet geen discriminatie in het feit dat men zijn arresten op prejudiciële vragen wel als een nieuw rechtsfeit beschouwt en de uitspraken van andere rechtbanken niet. Daartoe verwijst het hof naar het verschil in draagwijdte van de uitspraken. Wanneer het hof op basis van een prejudiciële vraag de ongrondwettelijkheid van een wetsbepaling besluit, dient elk rechtscollege zich naar dit arrest te schikken. Dat geschiloverstijgend effect kan men niet verbinden aan de uitspraken van andere rechtbanken. Als men een beslissing van ‘gewone hoven en rechtbanken’ als een nieuw rechtsfeit zou beschouwen, dan zou men aan deze rechtbanken een gezag toekennen dat ze wettelijk gezien niet hebben. Dat deze uitspraken van rechters uiteindelijk geleid hebben tot een circulaire en een aangepast KB, maakt daarbij geen verschil.
Daarmee is de discussie beslecht. Wie nog hoopte op een ambtshalve ontheffing van voorheen te veel betaalde belasting op een 'voordeel van alle aard gratis bewoning', mag die hoop definitief opbergen.
Bron
Arrest Grondwettelijk Hof van 26 november 2020, 160/2020
Hebt u een vraag?
Neem contact op met uw private banker of wealth officer.